File:MCC-39455 Rood kazuifel met geel granaatappelpatroon, passie- en opstandingsscènes (2).tif

Nederlands: Kazuifel in vioolvorm van wijnrood zijdedamast met ingeweven gele granaatappels, die gevat zijn in een geknoopte guirlande. De voering is van effen ongebleekt linnen.

De rugzijde toont borduurwerk in de vorm van een latijns kruis met in de kolom vier scènes onder elkaar, alle vier opgevat als interieurscènes voor een opgehangen gedamasceerd gordijn. Bovenaan, onder een baldakijn bekroond met een fleuron en onder een rijk netgewelf, hangt de gestorven Christus aan het kruis. Maria Magdalena omklemt geknield het kruis, links ondersteunt Johannes een bezwijmende Maria. Op de achtergrond omringen klagende vrouwen en soldaten het kruis. De tweede scène laat de Afname van het kruis zien. Nicodemus (boven) en Joseph van Arimathea (onder) ondersteunen het lichaam van Christus bij de kruisafname. Naast hen een derde figuur op een ladder. Magdalena knielt nog steeds aan het kruis en strekt de handen naar de voeten van Christus uit. Links Maria, Johannes en twee vrouwen. Daaronder in de kolom de graflegging. Gezamenlijk tillen Jozef van Arimathea, de schouders ondersteunend en Nicodemus aan het voeteneind, Christus in het graf. Links knielt Maria Magdalena, een hand van Christus omvattend. Achter de tombe Johannes en Maria, de handen gekruist voor de borst. Achter hen verwanten, waarschijnlijk Maria Salome en Maria Cleophas. De onderste scene laat de Verrijzenis zien. Christus stapt, gehuld in een mantel met sluiting uit de tombe, een kruisvaan in de linkerhand. Rondom de tombe vier slapende soldaten. De kruisarmen tonen een afwijkend baldakijntype. Onder een eenvoudig gotisch gewelf en tussen boogvensters links een afbeelding van Anna te Drieën en rechts van Maria Magdalena. Anna met weduwenkap staat met een opengeslagen boek in de linkerhand. Voor haar zit een versneden Mariafiguur met Christus op de schoot. Rechts een eveneens versneden Maria Magdalena met een zalfbus in de hand.

De voorkant toont drie lijdenstaferelen. Bovenaan de Bespotting van Christus. Hij is gekleed in onderkleed en mantel, houdt een rietstengel vast en heeft de doornenkroon op het hoofd. Twee beulen achter hem slaan met stokken de kroon dieper in zijn hoofd, twee andere beulen jouwen hem uit. In het middentafereel de hof van Olijven, afgezet met een houten palisade. Geknield bidt Christus tot zijn Vader, voor hem op een rots de lijdenskelk. Op de voorgrond dommelen Jacobus, Petrus en Johannes. In de onderste scène verschijnt Christus voor Pilatus. In het midden Pilatus met een joodse puntmuts, zijn handen wassend in een bekken, dat hem door een dienaar wordt aangereikt. Rechts Christus met geboeide handen, gehuld in een schamel gewaad. Achter hen een menigte soldaten met pieken en een banier.

Techniek: opgehoogd en gehecht gouddraad in de omlijsting, de baldakijnen en de achtergronddraperie. Mantels en kleding in de lazuurtechniek, gezichten in point miniature, haren in kettingsteek. Bij het lazuurwerk op de zij-armen gaat de zijde over tweedraads gouddraad.