File:Sinne- en minne-beelden; Selfstryt; Tooneel der mannelyke agtbaarheydt; Galathea of Herderskalsgt; Klagende maegden - en andere mengelrymen (1779) (14562672227).jpg

Identifier: sinneenminnebeel00cats (find matches)
Title: Sinne- en minne-beelden ; Selfstryt ; Tooneel der mannelyke agtbaarheydt ; Galathea of Herderskalsgt ; Klagende maegden : en andere mengelrymen
Year: 1779 (1770s)
Authors: Cats, Jacob, 1577-1660
Subjects: Emblems
Publisher: Te Leyden : By Hendrik van der Deyster
Contributing Library: Getty Research Institute
Digitizing Sponsor: Sloan Foundation

View Book Page: Book Viewer
About This Book: Catalog Entry
View All Images: All Images From Book
Click here to view book online to see this illustration in context in a browseable online version of this book.

Text Appearing Before Image:
Ik bidde geef bevel dat ik aen defe lieden
Mach plegen hooge macht, mach heeten en gebieden,
Alleen voor defe mael en fo het mach gefchiên,
Gy fult van ftonden aen een aerdig fpcultjen fien.
In 't korte, groote Vorst, zy kan het foo beleggen,
Dac fich de goede Prins laet als een lam geféggen;
Hy neemt haer metter handt, hy fet haer op de tbroon,
Hy ftelt haer op het hooft de koninklicke kroon:
Hy Ipreekt tot al het volk: Hoort toe myn onderfaten,
Hoort Vorften al gelyk, hoort Steden, Stenden, Sta-
ten ,
Dit 's heden u Prinses. Weest haer getrou in als,
Buygt onder haergebiet, op
ftralFe van de hals.
Daer fit het loofe wyf in groote pracht verheven,
En vangt allenxen aen een kleyn gvbodt te geven.
Tot preuf van haer gelag. Een yder ftaet bereyt,
En doet, in grooten ernst, al wat me-
vrouwe zeyt.
Zy,

46

Gefprek tegen de Koninginne Vasthi,
Zy, mitfe nu bevint het fluk alfoo gelegen,
Dat yder fich vertoont tot haren wil genegen,
Spreekt met een helle flem, Grypt my daer Ninus aen,
Het woort is nau vol-end, de fake was gedaen.
Text Appearing After Image:
Zy weder op een nieu. t' Sa, roepfte, bint zyn handen ,
Eer dat haer tonge fwgt, de Vorst is in de banden,
Knap, weder, flaet hem doodt. En even mettet woort,
Men weet niet watter is, en Ninus is vermoort.
Stil, vrienden, 't is genoeg, geen menfch en hoeft te
fchromen, Ik heb het gantfche ryk in myn befchut genomen;
Siet hier een rechter - hand die fcepters voeren kan ,
De kroon past aen de vrou foo wel als eenig man.
Zy fprak noch dit en dat, en wistet foo te weven,
Dat zy het koninkryk behielt haer gantfche leven,
En liet noch boven dien de kroon in haer geflacht,
En fiet des ouden Vorst en wert niet meer gedacht.
Dit komter, edel Prins, ( wie foudet oyt
vermoeden? )
Dit
voor de Mannelyke Achtbaerheyt. 47

Dit komter van een wyf in haren pracht te voeden,
Wie hier in ftille flaet, en lytet met gedult,
Wert in der haest verdrukt, en 't is zyn eygen fchult.
" Al wat van overlang m boeken is geichreven,
" Dat is aen onfen tyd een fpiegel om te leven:
" Denkt vry, dat noyt geval quam over eenig man,

Note About Images