File:Hof-gedachten, dat is, invallen, by gelegentheyt oft op't gesichte van boomen, planten, bloemen, kruyden, en diergelijcke aerdt-gewassen, verweckt, in't Buyten-leven (1655) (14724504466).jpg

Identifier: hofgedachtendati01cats (find matches)
Title: Hof-gedachten, dat is, invallen, by gelegentheyt oft op't gesichte van boomen, planten, bloemen, kruyden, en diergelijcke aerdt-gewassen, verweckt, in't Buyten-leven
Year: 1655 (1650s)
Authors: Cats, Jacob, 1577-1660
Subjects:
Publisher: Amsterdan, By J.J. Schipper
Contributing Library: Duke University Libraries
Digitizing Sponsor: Duke University Libraries

View Book Page: Book Viewer
About This Book: Catalog Entry
View All Images: All Images From Book
Click here to view book online to see this illustration in context in a browseable online version of this book.

Text Appearing Before Image:
ons leven kort,Als Godt ons na de doot met zegen overftort.Hoe fal ick oyt van Godt ongalijck konnen fpreken,Dat hy my ras verloft van alle mijn gebreken ?Dat hy my ras verplaetft uyt dit ellendigh dal,En ftelt my daer ick hem ten vollen kennen fal.Wel ziel, of ick nu fterf, het waer een grooten zegen,Indien het Godt bevalt, ick ben er toe-genegen. Ick wil geen aertfche vreught, geen ftaet of werelts eer,Neemt Godt mijn fönden wech, ick wil geen leven meer. XXII. Op een Vijge-boom. O F fchoon de Vijge-boom noyt is gewoon te bloeyen ,Noch fietmen aen fijn hout bequame vruchten groeyen.Die boom belooft als niet, en des al niettemin,Soo brengt hy fbet gewas voor fijnen planter in.Mijn ziel, doetghy iet goets, en wilt doch geenfins roemen,Al wat uyt pracht gefchiet, verdwijnt in lofle bloemen.Men prees in ouden tijdt, ent is een goede faeck,Geduerigh goet te doen, en even fbnder fpraeck. XXIII. HOF-GEDACHTEN. 23 XXIII, Op tgefickte van Schapen, Ganfin,en Byen op een en defebe Lantflrek.
Text Appearing After Image:
TT7 Anneer ick acn de heyden fle, Een fchaep, een gans,een klcyne bie,(Gclijck men dat wel licht ontmoet)Wanneer men groote reyfen doet. Dan is et dat ick fta en denck,Wat voor een (onderling gefchenck,Ons van foo kleyne fchepfels daelt,Daer van iet meer hier dient verhaek i HetSchaep, een on-ervaren beeft,Dat noyt en was van fnegen geeft,En fchier geen ander dingen weet,Als dat het hoy, en kruyden eet,Dat geeft ons aerdigh perekement,Daer op men fchoone letters prent,Daer op men groote dingen fchrijft, En wat voor handel dat men drijft. De Gansjdie fchier geen breyn en heeft,En door geen konft, of wijfheyt leeft,Maer anders niet en plagh te doen,Als aes te foecken in het groen;Die fchenckt den menfeh de rappe pen,De befte gifte, dien ick ken. De Bye, een kleyn en vluchtigh dier>Dat fweeft nu gints, dan weder hier,En dat fijn voedtfel rapen moet,Gelijck een fchamel menfche doet,Dat brengt ons voor het edel was,Dat ons rot zegels komt te pas.Tot zegels die men , tot befluyt,Hangt ae

Note About Images