File:Hof-gedachten, dat is, invallen, by gelegentheyt oft op't gesichte van boomen, planten, bloemen, kruyden, en diergelijcke aerdt-gewassen, verweckt, in't Buyten-leven (1655) (14560833510).jpg

Identifier: hofgedachtendati01cats (find matches)
Title: Hof-gedachten, dat is, invallen, by gelegentheyt oft op't gesichte van boomen, planten, bloemen, kruyden, en diergelijcke aerdt-gewassen, verweckt, in't Buyten-leven
Year: 1655 (1650s)
Authors: Cats, Jacob, 1577-1660
Subjects:
Publisher: Amsterdan, By J.J. Schipper
Contributing Library: Duke University Libraries
Digitizing Sponsor: Duke University Libraries

View Book Page: Book Viewer
About This Book: Catalog Entry
View All Images: All Images From Book
Click here to view book online to see this illustration in context in a browseable online version of this book.

Text Appearing Before Image:
ht;Maer dat u (naditaertfehedal)Hier namaels voordeel geven fal.Ey blijft niet aen het ftof verpandt,Den Hemel is uw Vaderlandt. O Vader i .opent mijn verftant,Dat my het eeuwigh Vaderlant,Soo diep mach in de finnen ftaen,Dat my de werelt mach ontgaen,En dat al wat ovt oo^e fach ,Ick flechs als leuren houden mach. VIII. Op de gekgentheyt van een Jager, die (om een Haes te vangen ) fijn befle Peen te berjle rijt, en dus fpreech. TJ Ylaes! wat heb ick nu gcdaen ? (ftaen ?p-AVat dwaesheyt heeft mijn geeft be-Ick had een fchoon en moedigh peert,Wel duyfent Franfe kroonen weert,Soo geeftigh als men vinden kan,Een peerei voor een Edelman.Hier mede reed ick heden uyt,Het had een tret gelijck een bruyt. Het droegh een veder op den kop,.Schier yder een die fag er op. Maer als ick in den velde quam,En daer een fnellen Haes vernam ,Doen rend ick wat ick rennen mocht rHet fcheen ick fvveefde door de locht,Ick gaf het beeft de ftage fpoor,Soo dat een yder my verloor, Alleen 8o Invallende Gedachten
Text Appearing After Image:
Alleen maer Snel, mijn befte hondt,Die was et, dat ick by my vohdt. Dit duurde vry een langen tijt,En t was gelijck een (lage ftrijt,Tot dat den Haes niet meer en mach,En uytgeftreckt ter aerden lach.Snel greep het beeft, en bracht et my,Dies was ick uytermaten bly;My docht dat al myn innigh hert,Met blytfchap overgoten wert:Maer liet, myn Peert dat ftaet en hijght,Tot dat et doodt ter aerden iijght. Eylaes! nu roep ick overluyt,Enfpreeck myn eygen vonnis uyt;Voorwaer ick ben een rechten dwaes ;Ey (iet, ick ving een dorren Haes; Maer ick verloor myn befte Peert;Dies ben ick fpot en fchande weert. My deert de man, my deert het beeft,My deert de menfehen aldermeeft,Die doen gelijck de lager deedt,.Als hy fijn Peert den hals af-reedt. Wat is er menigh in het lant ,Die aen t gewin loo zijn verpant,Dat fy, als met hacr gantfeh gemoet,Gaen jagen na het aertfche goet,Soo dat hacr Ziel, dat fchoon juweel,Het edel pant, haer befte deel,Verruckt wert, ick en weet niet waer,Indhooghftenooc, in d

Note About Images